Loonverschil tussen mannen en vrouwen krimpt opnieuw, maar verschillen blijven zichtbaar

Het loonverschil tussen mannen en vrouwen in het bedrijfsleven is verder afgenomen. In 2024 verdienden vrouwen gemiddeld 14,5 procent minder per uur dan mannen.

Twee jaar eerder was dat nog 16,4 procent. Ook wanneer rekening wordt gehouden met factoren zoals functie, ervaring, branche en werkgeverskenmerken, blijft de daling zichtbaar: het gecorrigeerde verschil nam af van 6,9 naar 6,1 procent. Dat blijkt uit de nieuwste Monitor Loonverschillen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Opvallend is dat deze ontwikkeling minder sterk zichtbaar is binnen de overheid. Daar is het verschil traditioneel kleiner dan in het bedrijfsleven, maar de dalende trend lijkt tot stilstand gekomen. In 2024 ontvingen vrouwen in overheidsdienst 4,5 procent minder loon per uur dan mannen, een lichte verbetering ten opzichte van twee jaar eerder. Gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken blijft het verschil met 1,7 procent echter statistisch gezien gelijk aan eerdere jaren. Daarmee stokt de afname die sinds 2014 zichtbaar was.

Het onderzoek laat daarnaast zien dat de ongelijkheid in loon sterk samenhangt met leeftijd. Op jonge leeftijd verdienen vrouwen gemiddeld zelfs iets meer dan mannen, maar rond hun 26ste kantelt dat beeld. Vanaf dat moment lopen de uurlonen van mannen verder op dan die van vrouwen, met een steeds groter verschil naarmate de leeftijd stijgt. Bij bedrijven bedraagt het verschil op 45-jarige leeftijd ongeveer zes euro per uur; bij zestig jaar is dat bijna negen euro. In de overheid is dezelfde trend zichtbaar, maar in mildere vorm: vrouwen verdienen daar op zestigjarige leeftijd ongeveer vier euro per uur minder dan hun mannelijke collega’s.

De Monitor toont zo opnieuw hoe loonverschillen weliswaar blijven krimpen, maar dat gelijke beloning nog steeds niet vanzelfsprekend is, zeker niet op hogere leeftijden en in sectoren waar carrièrekansen en doorgroeimogelijkheden ongelijk verdeeld blijven.