
In 2023 hebben bijna 43 000 minderjarige kinderen in Nederland meegemaakt dat hun ouders uit elkaar gingen. Dat is ruim 3 500 meer dan een jaar eerder, nadat het aantal kinderen dat zoiets meemaakte tijdens de coronapandemie tijdelijk was gedaald.
De stijging komt voort uit gegevens waarbij niet alleen formele geregistreerde echtscheidingen zijn meegeteld, maar ook situaties waarin ouders een jaar later niet langer op hetzelfde adres woonden. Van de kinderen bij wie dit in 2023 het geval was, woonde iets meer dan de helft in een gezin waar de ouders getrouwd waren. Een aandeel dat in 2003 nog veel hoger lag.
Uit de cijfers blijkt dat vooral peuters en jonge basisschoolkinderen (2- tot 7-jarigen) relatief het vaakst met een ouderlijke scheiding te maken krijgen. Onder oudere tieners ligt dit percentage lager, maar deze groepen dragen wel bij aan de totale toename.
Daarnaast toont de CBS-analyse aan dat bijna één op de vier minderjarige kinderen (23 %) niet bij beide juridische ouders woont — een situatie die kan voortkomen uit een scheiding, co-ouderschap, overlijden van een ouder of andere gezinsomstandigheden. De meerderheid van deze kinderen woont alleen bij de moeder.
Deze trend laat zien dat de gezinssituatie van kinderen in Nederland de laatste jaren verandert en dat steeds meer kinderen opgroeien in uiteenlopende huishoudensvormen. (jeugdmonitor.cbs.nl)